Ik ben niet opgegroeid tussen de boeren. Met mama, papa en zus woonde ik in een doodgewoon dorp met de allure van de voorstad van een provinciestad. Weliswaar in een rustige straat tussen bossen en natuurgebied. Maar met het boerenleven had ik dus niets, buiten een nonkel die woonde in een oude vierkantshoeve met lage deurtjes, wat varkens, een poes, een hond, een papegaai en twee ezels. En een tante die ook een oude boerderij verbouwde met aandacht voor de omgeving en biologische zelfvoorziening. Verder dan dat kwam het niet. Ik vond het vooral leuk om buiten te spelen tussen veel te hoog gras, ezels te horen balken, en 's avonds een kop warme chocomelk te drinken onder het lage plafond.
Een contrast met de jeugd van manlief, die zich volledig op de boerderij afspeelde. Daar kwam ik dan, de meid uit het 'provinciedorp'. Geen vleeseter, geen melkdrinker, bang van grote (en heel kleine) dieren en nog meer als ze dood zijn, onwennig aan niet-geparfumeerde geuren. Zo leerde ik toch wat van de boerenstiel kennen. Het andere deel. Verder dan het romantische plaatje van hooi en zonlicht door oude ramen. En mijn respect werd groot. Daar aan de zijlijn zie ik de schoonheid, vanop een veilige afstand.
Een contrast met de jeugd van manlief, die zich volledig op de boerderij afspeelde. Daar kwam ik dan, de meid uit het 'provinciedorp'. Geen vleeseter, geen melkdrinker, bang van grote (en heel kleine) dieren en nog meer als ze dood zijn, onwennig aan niet-geparfumeerde geuren. Zo leerde ik toch wat van de boerenstiel kennen. Het andere deel. Verder dan het romantische plaatje van hooi en zonlicht door oude ramen. En mijn respect werd groot. Daar aan de zijlijn zie ik de schoonheid, vanop een veilige afstand.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten